De stroom die jouw ijsjes in de vriezer koel houdt, heeft al een lange weg afgelegd.
Onder de grond zit een web van lange, dikke kabels die elektriciteit leveren aan elk huis, elk bedrijf, alle straten en pleinen. Deze kabels bestaan uit goed geleidend materiaal (meestal koper) – zodat de elektrische stroom er snel doorheen kan – met daaromheen een isolerend jasje, zodat het veilig blijft.
De elektrische stroom wordt in eerste instantie opgewekt in grote elektriciteitscentrales. Van daaruit wordt ze met hoogspanningskabels aan hoge elektriciteitsmasten vervoerd naar hoogspanningscabines in jouw buurt. Dat gebeurt via dikke kabels, want hoe dikker de draad, hoe meer stroom erdoor kan vloeien… En er moet véél stroom doorheen. Die dikke kabels kan je niet zomaar beschermen met een laagje plastic. Porselein en glas zijn voor deze topgeleiders wel prima isolatoren.
Op bepaalde plaatsen worden ook dikke ondergrondse kabels gebruikt, bijvoorbeeld in steden of mooie natuurgebieden, om het zicht niet te belemmeren. En er bestaan zelfs zeekabels die op de zeebodem liggen. Die moeten extra goed geïsoleerd zijn: want water en elektriciteit, het blijft een slechte combinatie.
De grote kabel vol elektriciteit tot in je huis brengen, doen de mensen die de elektriciteit verdelen, de distributienetbeheerders. Zij zorgen ervoor dat iedereen de elektriciteit krijgt die hij nodig heeft, en sturen je nadien ook de factuur die je moet betalen. Hoe meer je verbruikt, hoe meer het kost – dat is logisch.